A/N Dit hoofdstuk is van Robert, en ja hij is altijd lang van stof. Enjoy!
The Fantastic Two vs. The Not So Fantastic One!
Hoofdstuk 2: De indringer.
Het was nacht in het bos. Zachtjes blies de wind over de kale kruinen van de bomen, maar verder was het stil. Een onaangename stilte, alsof al het levende uit het bos gezogen was.
Het was er doods en verlaten. Niemand zou vermoeden, dat door in het bos een persoon slenterde. Hij was klein en mager. Zijn haar was vettig en er zaten grote wallen onder zijn ogen, alsof hij in geen eeuwen meer geslapen had.
Desondanks was hij scherp en alert. In zijn hand had hij een toverstaf, die hij krachtig vasthield, voorbereid op een mogelijke aanval. Maar deze kwam niet. Hij liep verder zonder ook maar iets of iemand tegen te komen.
De man heette Robert. Hij behoorde tot de fantastic two's. Samen met zijn vriend Robin streed hij tegen het kwaad in de wereld. Met name Voldemort, die veruit de machtigste tovenaar op aarde was, vormde een grote bedreiging.
Deze was erop gebrand al het goede uit de wereld te verbannen. Hij wilde iedereen, die niet zuiver toverbloed bezat, uit de weg ruimen en iedereen die zich tegen hem verzette zou hetzelfde lot volgen.
Naast hen, was er nog een vierde belangrijke tovenaar, Matt. Matt was een groot, maar mysterieuze magier. Hij bekommerde zich weinig om de strijd tussen goed en kwaad en ging altijd zijn eigen gang.
The fantastic two's bezochten hem regelmatig om te spreken over de gang van zaken in de wereld. Het viel hen op, dat hij de laatste keren, dat ze hem zagen, erg veranderd was.
Plotseling begon hij zwarte kleding te dragen, in plaats van zijn kleurrijke gewaden, die hij normaalgesproken droeg. Zijn huid had niet meer de gezonde, lichtbruine tint, maar was grauw en bleek geworden en steeds vaker gaf hij te kennen geen tijd te hebben voor ontmoetingen.
Robin en Robert meenden, dat hij zich zorgen maakte om de toegenomen macht van Voldemort en dat hij zich daarom zo pessimistisch gedroeg. Ze dachten dat Matt er indirect iets mee wilde zeggen, zoals hij wel vaker deed: 'Voldemort moet nu worden tegengehouden, voor het te laat is!'
Ze besloten daarom een plan te maken. Robert zou afreizen naar het duistere kasteel van heer Voldemort en net doen, alsof hij zich vrijwillig aan hem over zou geven en hem voor de rest van zijn leven zou dienen. Omdat ze wisten, dat Voldemort een veel machtiger tovenaar was dan zij, moest Robert hem met een verrassingsaanval uit zien te schakelen, voordat Voldemort ook maar de gelegenheid had om te reageren, anders was het te laat.
Verassend genoeg, wist Robert hem gemakkelijk te overtuigen dat hij definitief was overgelopen naar zijn zijde en niets leek het plan nog in de weg te staan. Toen Voldemort daarna een enorm vervelend gesprek met Robert begon, over hoe goed hij wel niet kon toveren, hoorde Robert achter hem een stem:
'Zo, Robert, ik dacht dat je nooit overtuigd zou raken om te kiezen voor de donkere zijde.' Het was Matt. Grijnzend stond hij voor hem. Hij was in die tijd, dat Robert hem niet meer had gezien, nog witter geworden dan eerst.
Zijn ogen waren onnatuurlijk fel groen. Hij droeg een lang, zwart gewaad en onder zijn arm droeg hij een stapel met bloed bevlekte boeken. Robert was met stomheid geslagen. Hij had geen moment ook maar een vermoeden gehad, dat Matt was overgelopen naar de kant van Voldemort.
Toch probeerde Robert zo vriendelijk mogelijk terug te lachen (al moest hij daarvoor de grootste moeite doen). 'Matt', zei hij, 'ik heb eindelijk ingezien, dat de donkere kant voor mij het beste is. Er valt niet te winnen van heer Voldemort, dus dit leek me de wijste optie.' Dat heb je zeer goed ingezien, mijn vriend.' Robert dacht dat Matt dat laatste een beetje spottend zei, maar hij leek niet op een reactie af te wachten en sprak verder. 'Ik ben op een gegeven moment de duistere kunsten gaan bestuderen, en kwam tot de conclusie, dat Voldemort het beste voor ons tovenaars te bieden heeft.' 'Daarom heb ik er in de vorige ontmoetingen ook niks over gezegd ik wist niet of ik jullie kon vertrouwen.'
'Het is je vergeven,' zei Robert en hij probeerde te glimlachen en hij leek Matt te hebben overtuigd, want hij verliet de kamer. Voordat hij de deur echter had bereikt, keerde hij zich om en zei: 'Wees voorzichtig, achter elke deur schuilt het gevaar. Ik ga nu slapen want morgen ga ik weer lekker een aantal Dreuzels uitmoorden.' En met een geheimzinnige grijns deed hij de deur achter zich dicht.
Robert voelde zichzelf ook erg moe, dus besloot hij om ook maar te slapen, ook om Voldemort te ontlopen, met wie hij het niet echt goed kon vinden. Hij liep de wenteltrap op, richting zijn slaapkamer, diep in gedachten over zijn plan. Maar voordat hij daadwerkelijk in slaap viel, dacht hij na, hoe hij zijn plan moest gaan uitvoeren. Hij had er immers geen rekening mee gehouden, dat er nog een kwade tovenaar aanwezig was in het kasteel. Hij besloot een gewaagd plan uit te voeren, waarvan de kans op succes aanzienlijk minder was, maar hij had geen andere keus. Ondanks zijn opwinding, was hij erg slaperig en al gauw viel hij in een diepe slaap.
Maar toen hij op een nacht om een uur of twee wakker werd, besloot hij het erop te wagen. 'Eerst maar Matt', dacht hij. Hij pakte zijn toverstok van het nachtkastje en sloop de lange, donkere gang op.
Hoewel hij zachtjes door de gang probeerde te sluipen, hoorde hij te houten balken meekreunen met zijn voetstappen. Even dacht hij aan het eind van de gang twee groene ogen te zien, maar ze waren in een oogwenk weer weg en Robert maakte zichzelf wijs, dat hij het zich had verbeeld.
Niet veel later kwam hij aan bij Matts kamer. Hij deed deur open, welke zo'n hard, kermend geluid produceerde, dat Robert zou zweren, dat zelfs een dove wakker zou zijn geschrokken.
Tot zijn opluchting zag hij echter, dat Matt nog zat te slapen. Voorzichtig sloop hij naderbij, zijn hand om zijn toverstaf trilde een beetje.
'Nu moet het gebeuren', dacht hij. Hij boog zich iets naar voren en riep: 'DE.....', CRUCIO! Matt, was, voordat Robert er ook maar erg in had, van zijn bed opgesrongen, en uit zijn toverstaf kwam een knetterende, blauwe straal, die Robert op een haar na miste.
Robert wist, dat hij nu gevaar liep en zijn vermoeden werd bevestigd. Hij vluchtte snel naar de gang en zag al de enorme gedaante van heer Voldemort verschijnen. Hij probeerde Robert de vervloeken. AVADA KEDAVRA!, schreeuwde hij uit, maar Robert was al te ver weg om hem nog te raken. Hij dacht maar aan een ding: Rennen, weg hier.'
Gelukkig was Voldemort vrij traag en al gauw wist hij hem van zich af te schudden. De wenteltrap liet hij al gauw achter zich en snel was er van het lelijke konijnachtige gedaante van de gabber niets meer te zien. Robert bleef rennen, zonder te bedenken waar hij in godsnaam naartoe ging. Plotseling hoorde hij een dreun, gevolgd door een 'WHAAAAAAAA' en daarna een merkwaardig geluid, wat hem nog het meest moest denken aan St. Filemons scheetzak, die je voor zes knoeten bij de toverfopshop kon kopen.
Op een gegeven moment was hij aangekomen bij een grote zaal met een enorme haard en een spiegel aan de wand. Onder de spiegel stonden zwart versierde tekens, die samen het woord 'DAARREV' vormden. Maar er was nog een persoon in de kamer. Achter hem hoorde hij gelach en zag in de spiegel wie het was: Matt. Hij keek hem spottend, maar tegelijkertijd woedend aan. 'Ik wist het', mompelde hij. 'Eens een not-so-fantastic-one altijd een not-so-fantastic-one.' 'Ik had je door Robert, maar moest afwachten, totdat dat stomme konijn er niet bij was.' 'Ik sta nog aan jouw kant.' 'Echt waar?', vroeg Robert, die zijn toverstok liet zakken. 'Nee natuurlijk niet sukkel! CRUCIO.' Het leek alsof er een TGV sneltrein tegen Roberts lichaam aanknalde. Hij maakte een halve draai, smakte tegen de grond neer en voelde een onbeschrijvelijke pijn. 'Matt begon te lachen (alweer). 'MUAHAHAHHAHA, je bent geen partij voor mij, klein zielig tovenaartje.' Zelfs een Huffelpuf eersteklasser biedt nog beter partij.' Robert lag nog steeds kermend van de pijn op de grond in een zielig hoopje. Toch wist hij met al zijn kracht zijn toverstaf vast te houden. Het was zijn enige kans om te ontkomen.
Zijn blik viel op de spiegel. Hij zag Matt achter hem al zijn toverstok pakken om zijn 'klusje'af te maken. Even dacht Robert dat hij hopeloos was, maar toen kreeg hij een idee. Hij richtte met al zijn resterende kracht zijn toverstok in de spiegel en sprak de eerste spreuk uit, die bij hem te binnen schoot. 'FINITE INCANTATEM!!!' De bliksemschicht die uit zijn toverstaf kwam, weerkaatste tegen de spiegel en vloog recht op Matt af. Deze verstijfde onmiddelijk en viel met een doffe dreun op de vloer. De pijn verdween onmiddelijk. Robert krabbelde overeind en liep half lachend, half beangstigend richting de poort. Bij de wenteltrap aangekomen, zag hij het Albinokonijn (Voldemort) bewusteloos op de grond liggen. Blijkbaar was hij van de trap gevallen. 'Man!' dacht Robert, 'Hij is zelfs nog dommer dan ik dacht.'
'Jij daar, staan blijven!' Achter zich hoorde Robert een onschuldig piepstemmetje. Het bleek een huiself te zijn, samen met nog een paar andere van zijn soortgenoten. Ze waren mogelijk nog lelijker dan Voldemort zelf. Ze hadden een kromme, met puisten bezaaide neus , die ongeveer even groot was als hun tomaatvormige hoofd. Hun tanden, voor zover ze die hadden, waren donkergeel (bijna zwart) en ze verspreidden de geur van bedorven haringen. 'Dacht je dat ik daar echt zin in had?', zei Robert, maar hij wachtte niet op een antwoord en sprintte naar de poort. De slome elven deden hun best om hem bij te benen, maar verloren hem al gauw uit zicht.
Hij was er, blies de poort op, omdat hij op slot zat en rende snel naar het kwade bos, dat bij het kasteel lag. Hij verschool zich achter een struik, die gemeen met zijn doornen in zijn vel prikte en zag de huiselfen eraan komen. Met elkaar ruzie makend ('het was jouw schuld, we moesten hem besluipen!') en vloekend van de pijn (ze liepen met blote voeten over de doorns en gevallen naalden van de bomen) deden ze een poging tot zoeken.
Robert besloot stiekem verder te lopen en dat lukte aardig, omdat de elfen meer aandacht besteeden aan elkaar en aan hun voeten. Met zijn toverstok in de aanslag liep hij dieper het bos in, totdat het geluid van de elfen wegstierf en alleen de wind nog zachtjes huilde. Hij leek zich te concentreren en een oogwenk later was hij uit het niets verdwenen.
|