Hoofdstuk 6.
Een onverwachte verjaardag.
’S Avonds stapte Harry met een voldaan gevoel in zijn bed; de hele dag was geweldig geweest. Toch had er heel de dag iets aan hem geknaagd. Morgen was het 31 juli, zijn verjaardag. Morgen werd hij meerderjarig. Met een vreemd gevoel in zijn buik viel hij in een onrustige slaap. Eerst droomde hij over Ron en Hermelien die samen voor het altaar stonden. Ze waren allebei dolgelukkig; ze gingen trouwen. Net op het moment dat Hermelien ‘Ja!’ zei, kwamen er vanaf een groot meer een grote groep Dementors aanzweven. Het meer bevroor en Harry voelde een intense kou in zijn lichaam. Hij zag een grote Dementor langzaam op hem afzweven, rochelend alsof hij meer inademde dan alleen maar lucht. Hij voelde de aanwezigheid van de Dementor steeds dichterbij komen. Ineens werd alles zwart. Toen Harry zijn ogen weer opendeed was hij in een kleine kamer. Hij was hier eerder geweest, alleen wist hij niet meer wanneer. Hij stond voor een klein gezellig huisje. Het had een mooie gevel en houten kozijnen en deur. Het was de Halvemaanstraat, nummer 12; het huis wat van zijn ouders was geweest. Het huis waarin Harry nu woonde. Nieuwsgierig liep hij naar binnen. Het leek helemaal niet op een droom, het was meer alsof hij in de Hersenpan van Perkamentus was gevallen. Voorzichtig opende hij de deur. Binnen was het aangenaam warm, en er hing een lekkere geur van vers brood. Links zat een deur waarachter opgewonden stemmen klonken. Harry opende de deur en trof, tot zijn schrik, zijn ouders aan. Ze zaten naast elkaar op een simpele bank. Tussen hen in lag-
‘Harry. Wat is het toch een mooi ventje hè?’ zei Lily tegen haar man.
James omhelsde zijn zoon en vrouw en fluisterde: ‘Hij is het mooiste wat er op aarde is. Ik zou niet weten wat is moest zonder hem.’
Langzaam liep Harry naar de bank en zag zichzelf als baby liggen; een klein jongetje met sprekende groene ogen, en pikzwarte haartjes. Het enige verschil tussen nu en toen was dat er nog geen litteken op zijn voorhoofd zat.
Ergens vloog er een deur open en Harry schrok. James stond vlug op en liep naar het raam.
‘Lily, vlug! Het is Hem. Pak Harry en maak dat je wegkomt! Snel! Ik probeer hem tegen te houden!’
James draaide zich om en Harry dacht dat hij in de spiegel keek. Zijn vader keek hem aan, alsof hij wist dat Harry erbij was. Even dacht Harry dat hij knipoogde, maar toen draaide James zich weer om en rende naar de gang.
Lily had ondertussen de kleine Harry gepakt en rende de trap op, naar boven. Harry volgde haar. Toen ze boven waren deed Lily de deur van een kleine kamer dicht. Het was dezelfde kamer waar Ron en Harry nu sliepen. Beneden hoorde Harry een schreeuw en een hoge kille lach, die hij herkende als die van Heer Voldemort.
Er ging een merkwaardig gevoel door zijn maag. Zo meteen zou Voldemort naar boven komen. Kon hij nu zijn moeder redden? Kon hij ervoor zorgen dat Voldemort haar niet zou vinden? Een klein stemmetje in zijn achterhoofd zei van wel, maar toen Harry weer een beetje bij zinnen kwam kon hij zichzelf wel voor zijn kop slaan. Natuurlijk kon hij er niks aan doen. Dit was een droom, of eerder een nachtmerrie. Hij wilde wakker worden! Hij wilde weg. Snel liep Harry naar de deur; die zat op slot. Hij moest weg!
Hij hoorde iemand naar boven komen, aan de deurklink trekken en vloeken. Voldemort stond op de gang, met zijn toverstok in de aanslag. De deur vloog open en Lily gilde. Voldemort stond in de deuropening. Zijn ogen waren kleiner en roder dan Harry ze ooit had gezien.
Langzaam liep Voldemort op Lily af, met zijn toverstok opgeheven.
‘Niet Harry! Niet Harry! Alsjeblieft, niet Harry!’
‘Opzij, dom wicht...vooruit, opzij...’
‘Nee, niet Harry! Neem mij! Dood mij, maar niet Harry!’
‘En waarom zou ik Harry niet moeten doden?’ sprak Voldemort langzaam en fluisterend.
Lily keek hem recht in zijn ogen aan. Iets wat Harry ooit een keer eerder had gedaan. Drie jaar geleden op het kerkhof, tijdens zijn duel.
‘Laat Harry alsjeblieft opgroeien! Laat hem tegen je vechten in een eerlijke strijd. Niet als baby! Laat hem opgroeien, net zoals jij hebt kunnen opgroeien. Geef hem die kans en dood hem niet!’
Harry dacht dat dit onzinnig was om te zeggen, maar niets was minder waar. Voldemort liep naar Lily toe en streek met zijn toverstaf over Harry`s voorhoofd.
‘Ik zal hem toch doden, nu of later, het maakt niet uit. Maar eerst jij! AVADA KEDAVRA!’
Harry stond aan de grond genageld toe te kijken hoe zijn moeder langzaam in elkaar zakte. De kleine Harry viel op de grond. Voldemort richtte zich in de volle lengte op en stak zijn arm uit.
‘Nu ben jij aan de beurt, kleintje. Eens zien hoeveel seconden je nog te leven hebt. Een, twee, drie, AVADA KEDAVRA!’ uit de staf van Voldemort kwam een felgroene lichtflits die snel richting Harry spoot. Net op het laatste moment kwam er uit het niets een enorme vogel tevoorschijn, die de straal op zijn snavel liet terugkaatsen naar Voldemort. Die verdween in een witte mist. Toen de mist optrok herkende Harry de vogel; het was Felix de Feniks. De vogel van Perkamentus.
Dus Fenix had hem gered toen hij nog klein was. Het waren niet Harry`s krachten zelf, maar de kracht van de Feniks.
Plotseling opende hij zijn ogen. Hij wilde het verder niet meer zien. Hij wilde niet zien hoe Sirius voor zijn huis stond, hoe het langzaam instortten.
Het was nog een beetje donker buiten, maar de paar zonnestraaltjes die schenen, baadde zich een weg door de gordijnen. Harry kreeg een merkwaardig gevoel in zijn buik; hij was vandaag jarig. Hij werd zeventien en dus meerderjarig. Maar dat was niet het enige; zijn blik viel op de brief van Perkamentus. Vanavond moest hij naar het kerkhof! Hij sprong uit bed en struikelde bijna over de berg cadeautjes. Ineens had hij geen oog meer voor de brief, omdat Ron, Hermelien en Ginny binnenkwamen. Ze hadden een grote taart vast en zongen heel erg vals: ‘LANG ZAL HIJ LEVEN! LANG ZAL HIJ LEVEN! LANG ZAL HIJ LEVEN IN DE GLORIA! HIEPERDEPIEP HOERA!!!’
Ginny kwam op hem aflopen en zoende hem vol op zijn mond. Harry`s maag maakte een vreemde salto.
Ginny keek hem aan en zei: ‘Heel erg gefeliciteerd Harry.’ Harry zag dat ze een beetje bloosde, wat hem nog zenuwachtiger maakte. Plotseling stond Ron voor zijn neus. Een beetje onwennig schudde Harry zijn hand. Zonder enige waarschuwing sloeg Ron zijn armen om Harry`s schouder en omhelsde hem stevig. Harry schrok een beetje van de onverwachte actie,
maar veel tijd om erover na te denken had hij niet, want Hermelien had Ron al aan de kant geduwd en twee tellen later zag Harry alleen nog maar een bos bruine krullen.
‘Heel erg gefeliciteerd! Hopelijk dat er nog vele jaren mogen volgen Harry!’
Harry zag dat Hermelien`s ogen straalde van geluk en plezier.
‘Euhm, bedankt.’
Harry was even sprakeloos. Een beetje hulpeloos staarde hij naar het drietal.
Kennelijk wist niemand wat hij of zij moest zeggen.
Hermelien was de eerste die weer op haar woorden kwam.
‘Zullen we naar beneden gaan? Fred en George zijn er al en de rest komt zo.’
Harry kon niets anders doen dan meegaan naar beneden, hoewel hij liever hier was gebleven. Zijn litteken brandde nog een beetje. In de gang ging hij voor de deur staan, zodat Hermelien er niet meer langs kon. Hij keek naar Ron, Hermelien en Ginny, en hij wist dat het nu of nooit was.
‘Jongens, ik moet echt even iets kwijt; iets heel erg belangrijks. Ron, jij weet er al een beetje van, maar Ginny en Hermelien heb ik er nog niks van verteld. Twee dagen geleden kreeg ik een brief van Anderling. In de envelop zat nog een andere brief; een brief van Albus Perkamentus.’
Hermelien snakte naar adem en sloeg haar handen voor haar mond.
‘Va-van Perkamentus? Dè Albus Perkamentus?’
Ginny keek haar geïrriteerd aan.
‘Laat hem nou verder vertellen! Zonder dat jij er steeds tussendoor kletst!’
Hermelien leek erg uit het veld geslagen, maar hield wel haar mond.
‘Bedank Ginny. Nou, waar was ik? O ja, in de brief stonden een aantal belangrijke dingen. Een daarvan was informatie over een verloren Gruzielement.’
‘Wat...’ begon Hermelien, maar Ginny stak haar hand op en maande haar tot stilte.
‘Vanavond, om twaalf uur precies, moet ik op het kerkhof van Havermouth zijn. Daar zal ik het Gruzielement aantreffen. Als ik goed voorbereid ben kan ik het vernietigen.’
Harry voelde een merkwaardig gevoel in zijn buik stromen. Het drong nu pas tot het door dat hij degene was die het Gruzielement moest vernietigen. Het kwam allemaal op hem neer.
Ook Ron was stomverbaasd; zijn mond hing een beetje open en hij keek verdwaasd. Om de een of andere reden schoot Harry in de lach.
‘Een Gruzielement vernietigen? Wow! Maar hoe kan je nou weten of je goed voorbereid bent?’
‘Volgens Perkamentus moet ik gewoon zorgen dat ik een goede achterhoede heb. Dus wilde ik vragen of jullie misschien mee willen gaan.’ Hij hoopte dat het nonchalant klonk.
‘Natuurlijk!’ riepen Ron en Ginny tegelijkertijd.
Hermelien stond tegen een muur aangeleund, met gesloten ogen. Ze zag er erg vermoeid uit.
Ginny liep naar haar toe en sloeg een arm om haar heen.
‘Wat is er? Wil je niet met ons mee?’ vroeg Ginny met een bezorgde stem.
Hermelien keek op en Harry zag dat de tranen over haar wangen stroomden.
‘Ik-ik weet het niet! Victor zou vanavond komen, om je te feliciteren Harry. Hij is leraar Verweer tegen de Zwarte Kunsten geworden op Zweinstein. Hij zou de rest van de zomervakantie hier blijven slapen. En nou gaan we vanavond naar het kerkhof! Daar kan ik toch niet tussen kiezen?’
Ron trok bleek weg en staarde Hermelien met enorme ogen aan.
‘Victor? Is hij leraar geworden? En nu komt hij hierheen?’ zijn stem klonk een beetje hees; alsof hij heel erg verkouden was.
Hermelien keek hem verdrietig aan.
‘Het is niet zo simpel, we hebben elkaar eigenlijk zo lang niet gezien, niet meer sinds het Toverschool Toernooi. Hoe moet ik nu weten of ik hem nog wel kan vertrouwen?’
Plotseling sloeg Hermelien haar armen om Ron`s schouder en barste ik tranen uit. Onhandig klopte hij met zijn hand op haar rug, terwijl zijn andere hand liefdevol door haar haren ging.
‘Rustig maar Hermelien, het komt allemaal wel goed. Vanavond gaan we gewoon met z’n alle om de tafel zitten en dan bespreken we het. Dan kan Viktor gelijk zijn mening geven. Goed?’
Hermelien stapte naar achter en haalde diep adem.
‘Goed. Laten we hier niet blijven staan Harry. Je bent jarig! We gaan gewoon lekker feesten, en vanavond gaan we naar het kerkhof; met of zonder Viktor.’
‘En wij gaan mee!’
Fred en George staken hun hoofden om de deur en haalde een paar dunne vleeskleurige touwtjes tevoorschijn.
‘We hebben alles gehoord, en later jullie echt niet alleen gaan!’
Nog niet echt van de schrik bekomen, kreeg Harry een klein rond pakje in zijn handen geduwd. Het was ingepakt in glanzend papier, met een grote strik erom heen.
Voorzichtig voelde hij eraan; het voelde stevig, alsof het een klein plankje hout was.
Voorzichtig haalde Harry het papier eraf. Er lag een, van glas gesponnen, bol in. Het leek net of er een lichtblauwe gloed in stroomde.
‘Dit is een Sapentiabol. Of wel: de Bol der Wijsheden. Hiermee kan je iedereen, altijd en overal bereiken, het maakt niet uit of diegene wel of geen Sapentiabol heeft.’
Harry staarde ernaar alsof het elk moment uit elkaar kon spatten.
‘Wow, dat is geweldig! Hoe komen jullie daaraan?’
‘Zelf ontworpen. We zijn er zeven maanden mee bezig geweest, maar dan is hij ook wel perfect. Hij functioneert overal; zelfs op de Noordpool, onder elke weersomstandigheden en noem zo maar op.’ Fred glunderde toen hij dat zei.
George sloeg zijn arm om Harry`s schouder en nam hem mee naar de woonkamer.
Naast de deur stond een uitermate vrolijke Lupos met een nog vrolijkere Hagrid naast hem.
Lupos gaf hem een hand en stak hem een stukje perkament toe. De uitdrukking op zijn gezicht sprak boekdelen, en Harry begreep dat hij er later op terug zou komen.
Hagrid kwam naar hem toe gelopen en sloeg zijn armen om hem heen. Harry herinnerde zich de allereerste keer dat hij Hagrid zag. Toen was hij nog bijna twee keer zo groot als Harry zelf, en nu scheelde ze nog maar ongeveer 90 centimeter.
Hagrid snikte luid en haalde zijn neus ongegeneerd op.
‘Harry, heel erg gefeliciteerd met je verjaardag. Het lijkt nog maar zo kort geleden dat ik je als baby bij die stomme Dreuzels op de stoep legde. Ik heb erover nagedacht, en wat als ik dat niet gedaan had? Als je gewoon gelijk bij Siri - ’ Hagrid draaide
zich om en liep luid snikkend weg. Kennelijk kon hij het nog steeds niet verdragen dat Sirius dood was, dacht Harry.
‘Nee.’ zei Lopus ineens. Iedereen keek verschrikt om.
‘Hij kan het niet over zijn hart krijgen dat hij Sneep heeft willen helpen, hij denkt dat het zijn schuld is dat Perkamentus dood is.’
_________________ It's your turn now!
|